Verkorte uitleg pensioenstelsel
Het Nederlandse pensioenstelsel bestaat op hoofdlijnen uit drie pijlers:
- Eerste pijler: Een door de overheid uitgekeerd basispensioen genaamd AOW . Je krijgt AOW vanaf de AOW leeftijd. Of je recht hebt op een (volledig) AOW pensioen hangt af van of (en hoelang) je in Nederland hebt gewoond of gewerkt. Voor elk jaar geldt 2% AOW-pensioen opbouw. Zie de AOW-pensioen portal van de SVB voor meer informatie hierover: AOW-pensioen home.
- Tweede pijler: Dit is het aanvullend pensioen dat via de werkgever geregeld wordt. Dit gebeurt in de regel via een pensioenfonds of verzekeraar. Het heet aanvullend pensioen, omdat de hoogte hiervan rekening houdt met het basispensioen (eerste pijler, zie hierboven). Het aanvullend pensioen is onderdeel van de arbeidsvoorwaarden van een werknemer. Er zijn verschillende soorten pensioenregelingen en de mate waarin de werknemer zelf ook bijdraagt aan de jaarlijkse pensioenpremie kan verschillen per sector, beroepsgroep of organisatie.
- Derde pijler: Dit is een individueel en vrijwillig gefinancierd deel van je pensioen, ook wel lijfrente of banksparen genoemd. Dit is met name relevant als je werkgever geen (of een niet-volledige) pensioenregeling heeft of als je ondernemer of zelfstandige bent. Je kunt jaarlijks een bepaald bedrag in je persoonlijke pensioenpot stoppen, dat je mag aftrekken van je Inkomsten Belasting. Daarnaast telt het bedrag dat je via de derde pijler opzij zet niet voor de belasting over inkomen uit vermogen (box 3). Het jaarlijkse bedrag dat je kunt inleggen is fiscaal gemaximiseerd. Op de website van de Belastingdienst kun je uitrekenen hoeveel je dit kalenderjaar mag inleggen op basis van de gegevens van het voorgaande jaar. Dit heet jaarruimte. Daarnaast mag je ieder jaar de niet-benutte jaarruimte van de voorgaande zeven kalenderjaren alsnog gebruiken. Dit heet reserveringsruimte. Zie: Rekentool Belastingdienst.